vrijdag 11 maart 2011

Kleur (fragment uit kortverhaal in wording)

"Nee," zei ze, " niet alles is oké." Haar holle ogen staarden naar een plaats die alleen zij kon waarnemen. Een plaats vol herinneringen, een plaats die nu stilaan verslonden werd door ziedende haat en allesverslindende afkeer. Haar blauwe haren, die mij altijd al fascineerden, wiegden zachtjes mee met de wind. Ze kneep nerveus in haar vingers, in een wanhoopspoging toch nog enige houvast te vinden. Haar jurk trok ze over haar knieën. Ik zweeg en keek. Of beter,ik aanschouwde; want een beeld als dit bekeek je niet zomaar. Het overrompelt je, dringt tot in je diepste door, en het enige wat je kan doen, is aanschouwen, in al haar veelzijdigheid, uniciteit en absurditeit. Ik volgde één van de wiegende haren van haar kruin naar haar bleke huid, met op haar wangen een zachte blos, tot aan haar lippen, lichtelijk afgebeten en van hetzelfde zachtrose als haar wangen.

Ze draaide zich om. Ze draaide zich naar mij toe en plots was alles groen. Het groen van twee keer de eeuwige jachtvelden, van het noorderlicht. Het soort groen dat de jaloezie in een hoekje doet kruipen, zich mea culpa slaand dat het zichzelf ooit zo'n onnoembaar iets als kleur had toegeëigend. Een krul gleed voor haar ene oog, vormde een bruusk contrast tussen groen en blauw, tussen wanhoop en troost, droef en hoop.

Haar liefde was dood, de mijne herboren.

maandag 7 maart 2011

Paul en Roos (Uit: Een tekstboek voor jonge en hopeloze romantici)

"Mama," zegt Roos, terwijl ze zich tegen me aan drukt, "Vertel nog eens hoe jij en papa elkaar ontmoet hebben."
Haar haartjes zijn nog nat; ze komt net uit bad en wil, zoals gewoonlijk, nog niet naar bed.
"Toe mams", fleemt ze, en ik voel hoe haar haren mijn bloes nat maken.
"Oke dan", zucht ik, " Maar daarna is het echt bedtijd." Ik leg mijn krant naast me neer en neem mijn dochter, die lachend begint heen en weer te wippen, bij me op schoot.
"Klaar?", vraag ik, en probeer wat enthousiasme in mijn stem te leggen.
"Ja, mams." antwoordt ze ongeduldig, "Begin! Begin!" Ik voel een tikje op mijn been, bij wijze van aansporing, en sla mijn armen om haar heen.

"Ik kwam net van de dokter en was aan het bellen terwijl ik de Lindelaan afliep, op weg naar huis. Toen woonde ik nog in dat huisje op de hoek."
"Naast de snoepwinkel?" vraagt Roos.
"Naast de snoepwinkel. Ik kwam aan het einde van de Lindelaan en moest dus nog oversteken." Ik aarzel even en denk na. " Op dat moment was ik al gestopt met bellen", voeg ik er aan toe.
"Ja, want da's gevaarlijk", moraliseert mijn levenswijze dochter.
"Inderdaad. Ik moest dus nog oversteken, maar zoals je weet is daar geen zebrapad en zijn daar ook nog altijd geen verkeerslichten." Roos schudt haar hoofd. Ik ruik de zoete geur van zopas gewassen haar.
"Ik keek enkele keren naar links en naar rechts en stak over."
"En toen gebeurde het!", vult Roos aan. Ik lach, maar word overvallen door een roestige bitterheid.
"Toen kwam er opeens een auto van achter de hoek. Ik hoorde geroep en ..."
Mijn dochter houdt haar handen voor haar ogen, maar haar glimlach verraadt veel. Ze is niet bang, maar vreemd genoeg nog steeds benieuwd. Ze weet immers perfect hoe dit verhaal afloopt. Telkens opnieuw vraagt ze ernaar, me verbeterend als ik een keer iets op een andere manier verwoord, alsof ze op zoek is naar inconsistenties, naar fouten.
"Ga verder, mama. Ik kan er stiekem wel tegen, hoor.", zegt ze betrapt.
"Ik hoorde geroep en sloot mijn ogen. Dan is er even een gat van een paar seconden, ik weet niet meer wat er toen gebeurd is. "
"Maar?", vraagt Roos.
"Maar toen ik mijn ogen open deed, stond er een jongeman over me heen gebukt."
"En jij was veilig, door papa?" Ik voel me kil vanbinnen. Een rotsblok ligt op mijn maag.
"Ja." breng ik met veel moeite uit.
"Papa was een held", zucht Roos en vleit zich tegen me aan.

Ik zie de voordeur tegenover me open slaan en Paul vol blijdschap naar me toe spurten. Ik hoor lawaai, draai me om en zie de auto. Hij komt van achter de hoek, heeft me niet gezien. Angst beitelt me aan het beton. Ik sla mijn armen om mijn onderbuik en sluit mijn ogen. Ik voel een duw en hoor geschreeuw, maar weiger mijn ogen te openen.

Ik kijk naar Roos die zachtjes indommelt en streel in gedachten over haar kruin.
"Papa was een held," fluister ik, " maar mijn echtgenoot is een moordenaar."