donderdag 17 februari 2011

Erotiek

Ik zou graag iets willen schrijven over passie
En over erotiek, misschien
Over bijten, knabbelen en zoenen
En alles klandestien

Dan bruist mijn blad van opwinding
En krijst het van plezier
Het kietelt en het grinnikt
Wenkt en fluistert: kom hier.
Kom.
Hier.

Ik zou graag iets willen schrijven over passie
En over erotiek, misschien
Alleen heb ik het werkwoord liefde
Al tijden niet gezien

Een Slapengaanverhaaltje (Of: wat over nietsbepalende zaken en mensen over niemand en alles in het bepaald gaat )

In een grijze straat tussen grijze wegen gevuld met grijze auto’s en hun al even grijze bestuurders staat een huis. Een huis, veilig ingepakt tussen alle andere huizen met allen dezelfde ondefinieerbare kleurtint. Het nummer zegt ZEVENTIEN, de deuren en houten vloeren zeggen IEP en Meneer en Mevrouw van het iepende nummer zeventien zeggen niets. Ze zitten samen neer aan hun tafel en eten.

Soep.

Meneer slurpt. Slurp. Mevrouw let er niet op. Slurp. Eigenlijk let ze er wel op, maar ze probeert-slurp- het te negeren. Na 29 jaar huwelijk kan Mevrouw niet anders dan te doen alsof er-slurp- niet mis is. Mevrouw eet rustig verder. Meneer-slurp- slurpt rustig verder.

Mevrouw denkt na. Slurp. Ze wordt onderbroken door het geslurp, glimlacht en doet een tweede poging. Slurp. Daar gaat de tweede poging. Slurp. Plotseling stopt het. Meneers bord is leeg. Mevrouw glimlacht. Mevrouw denkt aan het telefoontje.
- ‘Hallo. Met Mevrouw van het iepende nummer zeventien.’
(Natuurlijk zei Mevrouw dit niet zo, maar omdat wij haar nu eenmaal zo kennen, stelt zij zich nu zo voor.)
- ‘Hallo Mevrouw. Is Meneer van het iepende nummer zeventien er?’
- ‘Nee, hij is op restaurant. Een businessbrunch. Met de Koreanen.’
(Een stilte valt. Langs de andere kant is er wat gestommel, geslik en gepeins.)
- ‘Mevrouw, ik denk dat u zich vergist. Ik zocht Meneer om te vragen hoe het met hem ging, want ik was zijn secretaresse bij Het Bedrijf. ’
(Nu is het de beurt aan Mevrouw van het iepende nummer zeventien om even te zwijgen.)
- ‘Sorry, de Taiwanezen dan. Iets spleet-oogig in elk geval.’
(Meneers secretaresse denkt en twijfelt.)
- ‘Mevrouw, ik was Meneers secretaresse. Kunt u mij Meneer echt niet geven? Ik…’
- ‘Hij is er niet. Dag Secretaresse van Meneer.’
Klak. Mevrouw legt de telefoon neer. Ze denkt. Ze ontkent haar gedachten. Dagen gaan voorbij. Ze aanvaardt.

Meneer grijpt naar de soeplepel en pakt een tweede bord. Het slurpen herbegint. Slurp. Mevrouw vraagt of het smaakt en Meneer knikt slurpend van ja. Ze pakt haar bord en gaat naar de keuken, waar het vlees al klaarligt om aangesneden te worden. Slurp. Mevrouw pakt het vlees. Slurp. Mevrouw pakt het vleesmes. Slurp. Mevrouw gaat naar Meneer. Slurp. Mevrouw zet het vlees neer en kijkt naar Meneer. Slurp. Ze kijkt naar zijn leugens en is zijn geslurp –slurp- grondig beu.

(Het geslurp stopt.)

Buiten gaat de zon al onder en verspreid ze een roosachtige kleur over de huizen. Ze glimlachen in al hun fortuinlijkheid om eindelijk eens wat kleur te ervaren. ‘Iep’ zeggen de voldane vloeren, ‘Iep’ zeggen de lachende deuren. Een hond blaft de kleurige indringer tegemoet. Een koppel verder in de straat kijkt naar een huis dat te koop staat en wijst naar de zon vol romantiek. De straat, de inwoners, de hond, de deuren, de vloeren en Mevrouw en Meneer kleuren.

Meneer kleurt rood en Mevrouw kleurt wit. Mevrouw stapt naar de iepende deur en opent ze. Iep. Ze schrijdt naar de auto en stapt in. Ze rijdt weg van de grijze oprit en nummer zeventien met zijn ondefinieerbare kleur. Ze verlaat de grijze straat via de grijze wegen. Op weg naar de roze zon. Verder dan de luchthaven is ze echter nooit geraakt, want het blauw stond haar al op te wachten.

De hond besloot trouwens na heel wat geblaf naar de zon de hoop op enig kameraadschap op te geven en zich neer te leggen in zijn hok. Het koppel besloot dat de straat toch niets voor hen was. De straat, de inwoners, de wegen waren hen te kleurloos.
- En de huizen dan? Met hun ondefinieerbare kleurtint?
- Laten we het houden op grijs