maandag 30 mei 2011

Zilte zoen

De zilte zoen kuste haar mond en tevreden liet ze haar begaan. De zee, machtig en bewonderenswaardig sereen, die haar liefde had gestolen, slokte haar nu hondsdol en met schuimende mond op. Ze kende geen angst, geen twijfel. Haar longen vulden zich met water; ze proefde de zoute korrels door haar maag gutsen. Ze kuchte, proestte lachend, alsof ze niet van Poseidon, maar van Bacchus bezeten was. Haar lach klaterde tegen de klippen en werd beantwoord door een zwerm meeuwen, die door de spanning van de nakende dood des te levendiger rondcirkelden. Waanzin dwaalde in haar ogen, die tevergeefs de blauwte gadesloegen.

"Ik vertrek morgen", hoorde ze hem zeggen. "In jouw conditie zou ik echter niet naar de haven komen. Je weet nooit wat er gebeuren kan." Zelfs in het eeuwige duister zag ze zijn walging. Walging van wat er haar overkomen was, walging van wat zij nu was. Walging van zijn beslissing. Ze voelde zijn priemende blik, en de echo van het waarom. Ze rook zijn zenuwachtige transpiratie, hoorde hem nerveus aan zijn arm krabben. Hij keek in het rond, maar zij wist dat hij weg keek. Weg van haar en haar dode oogopslag. De stilte werd gebroken door het gekrijs van een meeuw, haast opjuttend. Ze zweeg.
"Godverdomme", riep hij, "Godverdomme, Iris. Kijk niet zo." Hij liep naar haar toe, ze voelde de warme schaduw van zijn lichaam over zich vallen. Ze wist dat hij probeerde, wanhopig. Maar ze zou zijn aanblik nooit meer kunnen beantwoorden. Zwijgend liet ze haar hoofd zakken. Hij stond recht, schopte gefrusteerd een stoel omver en stormde naar buiten.


Hemel en zee werden één, terwijl ze haar armen om zich heen sloeg.Haar jurk voelde zwaar, haar schouders trokken haar naar de diepte. Ze voelde haar krachten wegebben, het lachen was haar vergaan. Ze schreeuwde nu, een geschreeuw vanuit haar diepste binnenste, gevuld met gitzwarte klanken en een ondertoon bitter als gal. Een laatste kreet verliet haar lippen -nu ook al blauw- gevolgd door een schuimend geruis. Er was geen worsteling, enkel het heen en weer van de golven. De zee bleef onveranderd achter. Enkel het gekwetter van de meeuwen resteerde.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten